Musculus gastrocnemius

oppervlakkige kuitspier[1]
Musculus gastrocnemius
Spier
Musculus gastrocnemius
Synoniemen
Nederlands kuitspier[2]

grote kuitspier[3]

Indeling
Hoort bij dorsale onderbeenspieren
Functie flexie in het kniegewricht, plantairflexie en supinatie van de voet in het enkelgewricht
Gegevens
Origo met het caput mediale aan het condylium mediale femoris en met het caput laterale aan het condylium laterale femoris
Insertie via de achillespees aan het tuber calcanei
Zenuw Nervus tibialis
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De musculus gastrocnemius[4] of oppervlakkige kuitspier[1] is een bi-articulaire spier, dit houdt in dat het verloop van de spier over twee gewrichten gaat. In dit geval over het kniegewricht en over het enkelgewricht. Daarnaast heeft de spier twee koppen, het caput laterale en het caput mediale die wordt geïnnerveerd door de nervus tibialis (ruggenmergsegment S1-S2 ter hoogte van L1) in de oppervlakkige laag aan de achterzijde van het onderbeen. Samen met de musculus soleus en de musculus plantaris vormt hij de musculus triceps surae (driehoofdige kuitspier). De spier ontspringt boven het kniegewricht met twee koppen aan de condyli femoris en hecht met de achillespees vast aan het hielbeen. Zijn voornaamste functie is het buigen van het onderbeen in het kniegewricht en het strekken van de voet in het enkelgewricht (plantairflexie). De spier is met zijn beide koppen uitstekend van buitenaf waarneembaar op het onderbeen.

De musculus gastrocnemius is de spier die bij de achillespeesreflex samentrekt.

Bij een zweepslag is er een ruptuur van het caput mediale van de musculus gastrocnemius. De antagonist van deze spier is de lange kuitbeenspier.

Literatuurverwijzingen
  1. a b Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
  2. Boon, T. den & Geeraerts, D. (Red.) (2005). Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse Taal (14e editie). Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie BV.
  3. Klok, P.A.A. & Klok-Donker, H.E. (1980). Klein geneeskundig woordenboek. Utrecht: Bohn, Scheltema & Holkema.
  4. Federative Committee on Anatomical Terminology (FCAT) (1998). Terminologia Anatomica. Stuttgart: Thieme
· · Sjabloon bewerken
Spieren van het been
Ventrale heupspieren en adductoren:obturatorius internus · obturatorius externus · gemellus superior · gemellus inferior · quadratus femoris · pectineus · gracilis · adductor brevis · adductor longus · adductor magnus · adductor minimus
Dorsale heupspieren:psoas major · iliacus · psoas minor · piriformis · gluteus maximus · gluteus medius · gluteus minimus · tensor fasciae latae
Ventrale bovenbeenspieren:rectus femoris · vastus lateralis · vastus intermedius · vastus medialis · sartorius
Dorsale bovenbeenspieren:biceps femoris · semitendinosus · semimembranosus · popliteus
Ventrale onderbeenspieren:tibialis anterior · extensor digitorum longus · extensor hallucis longus · peroneus longus · peroneus brevis
Dorsale onderbeenspieren:soleus · gastrocnemius · plantaris · tibialis posterior · flexor digitorum longus · flexor hallucis longus
Korte spieren van de voet:extensor digitorum brevis · extensor hallucis brevis · abductor hallucis · abductor digiti minimi · flexor hallucis brevis · adductor hallucis · opponens digiti minimi · flexor digiti minimi brevis pedis · lumbricales · quadratus plantae · interossei dorsales · interossei plantares · flexor digitorum brevis