Jahan Shah

Uitbreiding van het rijk
Miniatuur 15de eeuw

Jahan Shah ibn Yusuf of soms Muzaffar al-Din (ca.1400-11 november 1467) was kan van de Kara Koyunlu, heersers over Irak-Iran, tijdens zijn bewind bereikte het rijk zijn grootste omvang.Hij is ook een dichter die gedichten schrijft in het Azerbeidzjaans Turks.[1]

Levensloop

Zijn leven lang zou hij strijden tegen familieleden. Met hulp van Shahrukh Mirza, opvolger van Timoer Lenk, stootte hij zijn broer Iskandar in 1436 van de troon. Als vazal van de Timoeriden viel hij het Koninkrijk Georgië in 1440 en 1444 aan. Na de dood van zijn andere broer Ispend ibn Yusuf in 1445 veroverde hij Bagdad.

In 1447 na de dood van Shahrukh Mirza regeerde hij onafhankelijk, maar de verhouding met de Timoeriden bleef goed. In 1453 brak er een troonstrijd uit bij de Ak Koyunlu tussen Jahangir en zijn jongere broer Oezoen Hasan. Jahangir vluchtte naar Jahan Shah en zo ontstond het conflict tussen de Kara Koyunlu en de Aq Koyunlu. In 1458 kwam zijn zoon Hasan Ali in opstand en na een nederlaag vluchtte Hasan Ali naar Oezoen Hasan, oorlog was onvermijdelijk. Tijdens de slag bij Chapakchur in 1467 sneuvelde Jahan Shah.

Hij werd begraven in de Blauwe moskee van Tabriz. Jahan Shah wordt herinnerd als poëet, architect en man van cultuur.

In 1462 beschreef Abdul Razzaq het bewind van Jahan Shah als volgt:

“Dankzij de welwillende heerser (husn-i 'inayat en lutf-i atifat) Mirza Jahanshah was Azerbeidzjan een zeer welvarende staat.  De goedbedoelende prins zocht gerechtigheid, het welzijn van het land en de eer van zijn onderdanen.  De hoofdstad, Tabriz, wedijverde met Egypte (Misr-i Jami) vanwege zijn grote bevolking en extreme rust.  Geruchten over het goede gedrag van deze knappe koning hebben zich over de hele wereld verspreid.  De inwoners van dit koninkrijk, beschermd door God, genoten vrede, onverschillig voor gebeurtenissen.[2]

Bronnen, noten en/of referenties
  • Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Jahan Shah op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
  1. V. Minorsky. Jihān-Shāh Qara-Qoyunlu and His Poetry (Turkmenica, 9). Bulletin of the School of Oriental and African Studies, University of London. — Published by: Cambridge University Press on behalf of School of Oriental and African Studies, 1954. — V.16, p . 272, 283: «It is somewhat astonishing that a sturdy Turkman like Jihan-shah should have been so restricted in his ways of expression. Altogether the language of the poems belongs to the group of the southern Turkman dialects which go by the name of Azarbayjan Turkish.»; «As yet nothing seems to have been published on the Br. Mus. manuscript Or. 9493, which contains the bilingual collection of poems of Haqiqi, i.e. of the Qara-qoyunlu sultan Jihan-shah (A.D. 1438—1467).»
  2. V. Minorsky: Jihān-Shāh Qara-Qoyunlu and His Poetry (Turkmenica, 9). In: Bulletin of the School of Oriental and African Studies, University of London. Bd. 16, Nr. 2, 1954, S. 271–297, hier S. 277, doi:10.1017/S0041977X00105981.